INLOGGEN

maandag 17 november 2014 18:32

SJOUWEN

Ik liep door de binnenstad van Kathmandu langs een plek waar voorbereidingen voor nieuwbouw getroffen werden. Voor Nepalese begrippen was er een behoorlijke diepe bouwput gegraven. Niet met een dragline of een mooie graafmachine, maar gewoon met de hand.

Ik bleef even staan kijken, toen net 2 personen met manden op hun rug, vol met puin en grond naar boven kwamen. Het kostte ze duidelijk grote moeite om de laatste meter naar boven af te leggen. De manden waren tot aan de rand gevuld en moeten minstens 40 kg gewogen hebben. Het was ook niet hun eerste mand van die dag. Toen ze eindelijk boven waren gooiden ze met een zucht van verlichting hun mand leeg en zakten tegen een muur aan om even op adem te komen. De een was een jong volwassen man, de ander een jongen van niet ouder dan 12 jaar. In plaats van op school te zitten mocht hij dit doen. Veel jongens gaan tegenwoordig naar school, maar toch komt dit nog steeds voor. Kinderarbeid en niet bepaald van het lichtste soort! Maar voor hem en zijn familie waarschijnlijk wel bittere noodzaak! Geen sociale dienst voor geld in noodgevallen, maar werkelijk alles in je nog jonge lijf geven om iets te kunnen verdienen voor je familie.

Jan Smit - 2000

maandag 17 november 2014 18:30

HYGIENE

 

Eén van de grote problemen in Nepal is de hygiëne. Door een gebrek aan hygiëne komen er hier nog veel ziekten voor, die bij ons al lang niet meer bestaan. Het lijkt dus een eenvoudige zaak om de mensen te leren een betere hygiëne te handhaven, maar …

Er zijn een ‘paar’ dingen toch een beetje anders dan bij ons in het Westen. Neem nu de drinkwatervoorziening. In Nederland is het heel gewoon dat er water uit de kraan komt en dat je dat ook nog zomaar kan drinken, zonder ziek te worden! Daarnaast: hoeveel huizen hebben tegenwoordig al niet 2 toiletten, een bad en een douche. En maar lekker kostelijk drinkwater door het toilet spoelen. Soms wel honderden liters per dag!

De meeste Nepalezen hebben nog steeds geen eigen toilet, geen douche en zeker geen bad. In de steden is dat gelukkig al een stuk verbeterd, maar het gaat allemaal langzaam. In de Hindu cultuur is een toilet een bijzonder onrein iets en dat moet je dus zeker niet in je huis hebben. Als de mensen een toilet hebben is dat meestal in de tuin, zover mogelijk van het huis af.

Maar ook dat water. Er is hier water in overvloed in de rivieren. En toch: in de droge tijd is er vaak gebrek aan water. Soms moeten mensen kilometers lopen voor water. En ook in de stad is het niet altijd koek en ei. We hebben dat zelf aan de lijve ondervonden. We kunnen zelf al maanden niet douchen in ons eigen huis door watergebrek. Zo zijn er vele Nepalezen, die nauwelijks water hebben. Water om te drinken, water om je te wassen, af te wassen, kleding te wassen, te koken enz.

Het watergebrek wordt op veel plaatsen veroorzaakt door slechte lekkende leidingen. Als ik door Pokhara rijd, kom ik regelmatig plekken tegen, waar dagelijks grote, diepe plassen water staan. Veroorzaakt door ernstige lekkages in de (ondergrondse) leidingen. Tegelijk is er op andere plaatsen geen water te krijgen. Op plaatsen waar het net aan gaat, hebben veel huisbewoners (als ze er geld voor hebben) een pomp op de waterleiding laten zetten. Is er water, dan zuigen ze met alle macht aan de leiding om maar zoveel mogelijk te krijgen, want je weet niet wanneer er weer water komt. Illegaal, ja zeker. Maar onbegrijpelijk? Nee. Alleen krijgt de buurman zonder pomp nu helemaal geen water meer. Een huisjesmelker had het helemaal bont gemaakt: Hij had een grote ondergrondse tank gebouwd en een zware pomp op de leiding geplaatst. Hierdoor had hij altijd water, maar een aantal buren om hem heen helemaal niet. De ‘slimmerd’ verkocht dan het water uit zijn tank voor woekerprijzen aan zijn buren.

Hygiëne, hoe bedoel je, als er geen water is? Heb je daar wel eens bij stil gestaan. We kunnen de mensen hier van allerlei mooie zaken leren, maar als basis behoeften zoals voldoende en goed drinkwater ontbreken, waar praten we dan over? Probeer jij van de zomer maar eens je kleding en jezelf schoon te houden met zo’n zelfde hoeveelheid water.

Het is makkelijk om je neus op te halen voor mensen die smerige kleding aan hebben. Maar hebben ze een keus?

Hoezo hygiëne???

Jan Smit - 2000

maandag 17 november 2014 18:28

MANGO'S KOPEN

Juni en juli zijn in Nepal de maanden, dat je je heerlijk te goed kan doen aan mango’s. Heerlijke rijpe en sappige mango’s, een genot voor mijn smaakpapillen. Dat is één van die kleine dingen hier die het leven in de regentijd veraangenamen. Soms zijn ze klein, soms zijn ze heel groot, maar bijna zonder uitzondering heel smaakvol. Dagelijks verorber ik er dan ook wel 1 of 2. Dat betekent doorgaans om de andere dag nieuwe mango’s kopen.

Nu ga je daarvoor niet naar Appie Hein of de groenteboer op de hoek, maar naar de fruitverkoper die zijn rijdende winkeltje langs de kant van de weg heeft staan. Een duwkar van ongeveer 80x150 cm. op 4 fietswielen, met een dakje erboven. Je komt er tientallen van tegen langs de weg. De een heeft alleen fruit, de ander alleen groenten, maar bijna nooit allebei. Verkopen doen ze allemaal heel graag en niet alleen mango’s.

Bij de kar aangekomen groet ik de man (of vrouw) eerst beleefd: 'namasté', en daarna vraag ik hem/haar hoe duur een kilo aap (Nepalees voor mango) kost. Nadat hij me dat verteld heeft, verteld hij me in één zucht door, dat dit wel heel buitengewoon lekkere mango’s zijn. En omdat ze er wel goed uit zien, besluit ik een kilo te kopen. De verkoper vist ergens tussen zijn spullen een weegschaal vandaan en legt er aan één kant een gewicht van een kilo op. Daarna de inmiddels gepakte mango’s op de andere kant. Het is iets meer dan een kilo en nu legt hij er aan de andere kant nog een steentje bij. Hoeveel gewicht dat steentje vertegenwoordigd weet ik niet, maar de verkoper kennelijk wel. Terwijl hij dat doet, prijst hij zijn andere waar aan, de bananen (die moet ik beslist ook nemen), de appeltjes, de ananas en de lime- vruchten en elke keer kost het me weer behoorlijk veel moeite om de verkoper er van te overtuigen, dat ik alleen mango’s wil en niets meer. Het duurt dan vaak ook wel enige minuten, voor ik in staat ben af te rekenen en met een vriendelijk ‘namasté’ van hem afscheid te nemen. Dit ritueel moet ik gewoon elke keer weer ondergaan, bij welke verkoper of verkoopster ik ook kom. Deze keer krijg ik tot mijn verbazing wel een banaantje extra, voor mijn vrouw om te proeven!

Na thuiskomst genieten we samen van deze overheerlijke vruchten. De volgende keer ga ik ze weer kopen!

Jan Smit - 1998

maandag 17 november 2014 18:25

NAAR DE KAPPER

Tenzij je van een met een tondeuse bewerkt hoofd houdt, of een vrouw hebt die goed kan knippen, komt er ook in Nepal een tijd dat je naar de kapper moet. Voor mij dus ook. Ik heb een lieve vrouw, maar ik heb liever niet dat ze mijn haar knipt en van model stekel houdt ik ook niet, dus moest ik er aan geloven.

Ik had me voorgenomen om naar een kapper in onze eigen buurt te gaan, die buurt is de wijk Naya Goan (nieuw dorp) in Pokhara. Op een mooie zondagochtend heb ik de stoute schoenen aan getrokken. Eerst nog even opgezocht wat knippen in het Nepalees is en niet te vergeten “niet te kort”! Met dit keurig op een papiertje geschreven, ben ik onderweg gegaan. Overigens u wist natuurlijk al dat de zondag hier is als de zaterdag in Nederland.

De bazaar is ongeveer 5 minuten lopen bij ons huis vandaan, de bazaar is de straat waar de winkel(tje)s zijn. De Kalverstraat van Naya Goan zeg maar, hier Ram Bazaar geheten. Ik had er al eerder een paar kappers aan het werk gezien. De eerste die ik tegenkwam was wel open, maar de kapper was kennelijk even weg, dus maar doorgelopen naar de volgende, een paar minuten verder op. Jawel hoor, die was wel op zijn post en zelfs aan het werk. Hij was net de laatste hand aan het leggen aan het kapsel van een Nepalese jongeman. Het zag er allemaal vakkundig uit, zoals hij knipte, dat gaf vertrouwen voor de toekomst. Dat had ik wel nodig want de entourage was niet helemaal, wat ik gewend was. Enige tijd geleden was ik nog bij een kapper in Bodegraven (mag ik even afrekenen, fl. 40,00 …), waar de situatie net andersom was. Een overdaad aan luxe en ruimte in een rustige omgeving met rustige achtergrond muziek. Deze ruimte mat ongeveer 1.20x5 meter (ja inderdaad niet breder). Aan de straatkant was de zaak open, binnen aan beide zijden spiegels, je kon dus alles aan alle kanten goed in de gaten houden. Twee gammele stoelen, met een kistje ervoor om je voeten op te zetten. Vlak voor me een smalle plank onder de spiegels, waar de kapper al zijn attributen op had uitgestald. Het was al een lange tijd niet schoon gemaakt. Geen erg hygiënische bedoening. Geen deur naar buiten, die kant was gewoon helemaal open.

Inmiddels was de kapper met de andere klant bijna klaar. Het knippen was gebeurt, nu alleen nog de hoofdmassage. Ik had me al voorgenomen om dat niet te laten doen, ik had daar heel onprettige ervaringen mee. Dus hield ik goed in de gaten wat hij met de andere klant deed, en dat viel eigenlijk wel mee. Dus besloot ik hem ook bij mij maar zijn gang te laten gaan.

Tot mijn blijdschap haalde hij een schone doek uit de kast, niet de vuile doek, die hij voor de andere klant gebruikt had. Daarna begon hij te knippen. Hij knipte prima, in een hoog tempo, zonder extra hulpstukken zoals klemmen in je haar. Prima, prima! En het eindresultaat zag er dan ook gewoon goed uit. Ik probeerde onderwijl nog een praatje aan te knopen met hem, maar dat lukte niet zo best. Of ik de woorden gewoon niet goed uitsprak, of dat hij een afwijkend dialect sprak, ik weet het niet. Misschien dat ik daar later achter kan komen, als mijn Nepalees wat beter is geworden. Ik begreep in ieder geval wel van hem, dat hij ongetrouwd was.

Voor het uitscheren van mijn nek, pakte hij keurig een nieuw scheermesje. Ook de afwerking ging prima, zonder moderne tondeuses etc. Maar toen … De rest verliep toch iets anders dan ik in gedachten had. De massage begon, ongeveer op dezelfde manier als bij de vorige klant, alleen naar mijn idee duurde het veel langer. De massage was ook duidelijk uitgebreider! Na mijn hoofd, begon hij aan mijn nek en na mijn nek aan mijn rug, en na mijn rug aan mijn armen en tenslotte mijn handen. Ik wist niet meer hoe ik het had, maar besloot hem toch maar zijn gang te laten gaan. Op een gegeven moment zat ik helemaal scheef in mijn stoel, omdat hij met mijn arm aan de gang ging. Toch was het kennelijk niet ongewoon, want de voorbijgangers keken er helemaal niet van op. Soms bleven er wat mensen staan, maar dat kwam meer vanwege het feit, dat er een grote bidessie (vreemdeling) in de kappersstoel zat. Dat komt daar niet zo veel voor.

Ik weet nog steeds niet of ik deze behandeling nu prettig moet vinden. Eigenlijk deed het me niet zo veel en mogen ze het de volgende keer wel achterwege laten. Dat maakt het waarschijnlijk ook wat goedkoper.

Nadat alle losse haren uit mijn nek en van mijn kleding verwijderd was, en mijn haar na de massage (opnieuw) in fatsoen was gebracht, vroeg ik hem, wat ik hem verschuldigd was. Een beetje schuchter zij hij ek saya rupija, 100 roepies. Het leek wel of hij wachtte op een tegenbod van mijn kant, hij overvroeg duidelijk en was er zelf een beetje verlegen mee. Ik moest even denken aan de fl. 40,00 in Bodegraven en heb hem zonder tegensputteren 100 roepies overhandigt. Tenslotte had ik alles bij elkaar voor die 100 roepies (fl. 3,00) meer gekregen dan voor de 40 pop in B. En ik was weer helemaal het heertje.

Toen ik de kapperszaak verliet, liet ik een verbouwereerde kapper achter. Dit had hij zelf kennelijk nog nooit meegemaakt. Wel, ik ook niet.

Jan Smit - 1998

maandag 17 november 2014 18:16

NAAR DE KERK

Het is zaterdagmorgen, 5 minuten voor 10. Tijd om naar de wekelijkse samenkomst te gaan. Het is midden in de moessontijd, dus paraplu mee want je weet maar nooit, en anders kan je hem ook nog tegen de zonneschijn gebruiken. Een regenjas is niet nodig, want daar is het veel te warm voor. Wel een paar degelijke sandalen aan die tegen een beetje vocht kunnen.

De samenkomstruimte is een betonnen gebouw, een stuk moderner vergeleken bij een paar jaar geleden. Die ruimte toen was veel kleiner (te klein!) en veel primitiever van constructie. Het was toen nog deels een traditioneel gebouwde ruimte. Lemen muren, lemen vloer, wel ramen maar geen glas erin. Alleen het dak was niet traditioneel, zinken golfplaten, daardoor gedroeg de ruimte zich in de warme periode als een soort braadoven. Maar je zat er droog. Met een beetje goede wil lukte het toch nog wel om er een kleine 200 man in te krijgen. Maar dan zat het wel echt helemaal vol.

Een paar jaar geleden is deze nieuwe ruimte gebouwd. Hier moeten minstens twee maal zoveel mensen in kunnen. Betonnen vloer, betonnen dak en gemetselde muren, een degelijke constructie. Ook meer moderne verworvenheden, zoals plafond ventilatoren, voldoende verlichting (als er elektriciteit is) en zelfs een (primitieve) geluidsinstallatie.

Om 10 uur komen we bij het gebouw aan. Het is nog niet erg druk, slechts enkele tientallen mensen zijn op dat moment aanwezig. De ingang is overdekt en voor je naar binnen gaat staan er een aantal keurige bamboerekken, waar de schoenen in opgeborgen kunnen worden. Dat was in de oude situatie wel even anders: alle schoenen en sandalen lagen toen op een hoop voor de ingang.

De voorganger staat samen met een van zijn medewerkers bij de ingang en begroet ieder die aankomt: Dzjai Massie (leve de Messias). Dat is de gebruikelijke groet onder de christenen. Mooi hè!

Nadat we onze schoenen uitgedaan hebben, gaan we op onze blote voeten of op sokken, maar dat hebben de meeste mensen in deze tijd van het jaar niet aan, als ze sowieso al over sokken beschikken (…) naar binnen. Bij binnenkomst valt er al gelijk iets op: waar zijn de stoelen??? En ook: de mannen en vrouwen zitten gescheiden, mannen rechts en vrouwen links. Op de vloer ligt overal vloerbedekking en nu wordt ook duidelijk waarom de schoenen uit moesten, de aanwezigen zitten op de grond. En op de grond zitten is niet erg fris als je al het straatvuil mee naar binnen loopt. Toch zie ik iemand met schoenen aan naar binnen gaan, maar dat leg ik later wel uit.

Eenmaal binnen blijkt, dat er toch een paar zitplaatsen zijn op stoelen of banken. Tegen de achtermuur van de kerkzaal zijn wat banken en stoelen neergezet. Kennelijk voor oude stramme “bidessies” (buitenlanders) zoals ik. Maar ik zie dat die plaatsen aan de mannenkant al bezet zijn, meest door mensen die om de een of andere reden moeilijk op de grond kunnen zitten. Ik zoek zelf een plekje tegen de zijmuur, dan heb ik toch wat steun in de rug. Dat heb ik wel nodig, want twee uur of langer zo op de grond zitten valt voor mij niet mee.

Inmiddels zijn er al meer mensen binnengekomen en is de zangdienst begonnen. Links naast me zit een ex-lepra patiënt met zijn kleine dochtertje. Het kleintje valt al snel half tegen me aan in slaap. Het gezin waartoe ze behoren heeft het zo te zien niet zo breed en ook zijn de gevolgen van deze nare ziekte duidelijk te zien aan deze man. Aan zijn rechterhand heeft hij alleen nog maar een duim en aan zijn linkerhand alleen stompjes. Toch redt hij zich er goed mee. Later als de preek gehouden wordt, houdt hij zelfs aantekeningen daarvan bij, met zijn potlood tussen zijn twee handen geklemd. Onder het zingen klapt hij enthousiast met zijn stompjes. Veel geluid komt daar niet van, maar ik denk dat dit voor God als muziek in Zijn oren moet klinken.

Aan de andere kant zijn inmiddels twee mannen van middelbare leeftijd neergestreken, beiden wat onwennig. Ze zijn kennelijk voor de eerste keer hier.

Na het zingen van een aantal liederen wordt door één van de diakenen de mededelingen gedaan. Dat duurt totaal ruim 20 minuten, waarin hij en passant ook nog een getuigenis geeft van wat hij de afgelopen week heeft meegemaakt met zijn dochtertje. Ik versta daar natuurlijk nog niet veel van, 4 weken taalstudie is daar nog niet genoeg voor. Ook vraagt hij nieuwe mensen om even te gaan staan en hun naam te zeggen. Een stuk of acht mensen geven daar gehoor aan, hele jonge kinderen, maar ook ouderen die daar voor het eerst zijn. Meestal mensen, die de Here Jezus nog niet kennen. Elke week zijn er zo wel 5 tot 10 nieuwe gezichten!

De mannen naast me reageren niet op de oproep, ze zingen ook niet mee, vreemd.

Na dit alles wordt er gezamenlijk gebeden, hardop, een tijd van aanbidding. Een kakofonie van geluiden stijgt op, maar tegelijkertijd is er ook sprake van een harmonie. De mannen naast me doen weer niet mee. Dit alles duurt al gauw een minuut of vijf. Nadat het afgesloten is met een lied kan de prediking beginnen. Het is elf uur. De twee mannen naast me verdwijnen plotseling, ik heb ze niet meer terug gezien. Zouden het leden van de geheime politie geweest zijn? Dat komt hier de laatste paar jaar wel vaker voor. Ze onderzoeken vooral of buitenlanders, de ‘bidessies’, ook bij de diensten betrokken zijn. Als dat zo is, zijn ze op precies het juiste moment weggegaan. Een minuut na hun vertrek wordt de spreker van die ochtend naar voren geroepen, een bidessie! Eén van de werkers van de International Nepal Fellowship spreekt die morgen. Is dat niet frappant! God zorgt voor zijn kinderen!

Preken kunnen hier voor veel mensen niet lang genoeg duren. En ondanks het feit, dat de voordienst meestal keurig om elf uur is afgelopen, wordt de dienst nooit voor twaalf uur beëindig. Niemand lijkt zich daarom te bekommeren en de meesten zitten heel geïnteresseerd tot het einde toe te luisteren. Heel wat maken ook aantekeningen van wat ze horen. Zo loopt de dienst langzaam maar zeker naar het einde.

Oh ja, de man met zijn schoenen aan zou ik bijna vergeten. Ook hij is een ex-lepra patiënt. Bij hem zijn vooral zijn voeten aangetast en hij moet hierdoor een groot deel van zijn voorvoet missen aan beide benen. En die voorvoet hebben we echt nodig om goed stevig te kunnen staan en lopen. Om die reden is er voor hem speciaal schoeisel gemaakt in het lepra ziekenhuis. Daarom hoeft hij zijn schoenen niet uit te doen. Hij kan er zich zich goed mee redden en is ook duidelijk een blij christen.

De meeste mensen zijn niet echt uitbundig bij het zingen, want ze zingen wel vanuit een diepe innerlijke blijdschap, voor wat de Here Jezus in hun leven heeft gedaan. Het doet me goed om dat te zien.

Na afloop van de dienst blijven er nog veel voor het kerkgebouw hangen. Het is droog, dus het kan. Eerst na het naar buitengaan je eigen schoenen in het rek zoeken en aantrekken. Zo is deze Nepalese samenkomst tot een eind gekomen.

Jan Smit - 1998

maandag 17 november 2014 18:14

DOEI MINNET

Dat kreeg ik te horen toen ik mijn motor ophaalde na een kleine reparatie in een motorbike shop. Nog twee minuten dan was het klaar. Woorden die typerend zijn hier. Afgesproken was, dat het om 12 uur klaar zou zijn, dus ging ik de motor om half een ophalen… Doei minet. Nog niet klaar dus. Dat klopte ook wel want er lag nog een heleboel uit elkaar. De twee minuten werden ook iets langer, drie kwartier om precies te zijn.

Iets om je over op te winden? Nee helemaal niet. Ja wel in ons haastige westen, maar niet hier in Nepal. Er werd me wel keurig een krukje aangeboden en een glas Nepalese thee uit de naburige teashop. Drie kwartier heb ik op mijn gemak de omgeving zitten bekijken. Het verkeer dat langs kwam, de kleine kinderen die langs de straat speelden, de groenteman die langs kwam enz. En toen ze (dacht ik in mijn naïviteit) klaar waren, begonnen ze eerst nog ongevraagd de koppeling kabel te vervangen (de kabel was inderdaad slecht) en toen dat gebeurd was, gingen ze de motor eerst nog helemaal wassen, ook ongevraagd. Ik was nog maar net op tijd voor mijn taalles hierdoor.

In Nepal is dit heel gewoon. Je leert ook glimlachend op dit soort situaties te reageren. Er verandert hier in Pokhara een hoop, maar dit gelukkig nog niet zo erg. Tijd is voor de Nepalees slechts een relatief begrip. Ze dragen wel allemaal een horloge, dat wel, maar ze laten zich er nog niet door regeren. Daar kunnen wij nog wat van leren. Dat uit zich in zekere zin ook in hun geloof, enerzijds bij veel christenen een haast kinderlijk vertrouwen in God en anderzijds daardoor veel geduldiger waar het gaat om antwoorden op gebed bijvoorbeeld. En is dat eigenlijk ook niet wat de bijbel ons leert?

De bijbel zegt: Werp al je zorgen op Mij, want Ik zorg voor je (1Petr.5:7). We leggen graag de klemtoon bij het eerste en slagen er vervolgens vaak niet in om werkelijk onze zorgen bij God te laten. Ik heb voor mezelf ontdekt dat ik de klemtoon meer bij “Ik zorg voor je” moet leggen. De Nepalese christenen uiten dat onder andere door een grenzeloos vertrouwen en geduld! God zorgt immers voor je! Dat ten diepste geloven, of je nu jong bent of oud, maakt dat je minder haast hebt. Moet ik dan lekker op mijn stoel gaan zitten? Nee. Het leven gaat door en God wil dat we onze talenten inzetten in zijn koninkrijk. Maar … tegelijkertijd God de tijd en gelegenheid geven om Zijn werk door ons heen te doen.

Het is voor de Nepalese christenen nog lang niet altijd makkelijk in hun land. Maar toch mag ik constateren, dat veel van hen dit in de praktijk brengen. Een voorbeeld voor mij en misschien ook voor u?

Doei minnet.

God bless you,

Jan Smit - 1999

maandag 17 november 2014 18:09

BEGGARS

 

Bedelaars, een onderwerp waarvan ikzelf nog niet precies weet wat ik er mee aan moet. De afgelopen week was ik in New Delhi (India) om daar een drugsproject te bezoeken en voor 2 vergaderingen met belangrijke sponsors. Een hele drukke week, waarin we veel gezien en gehoord hebben.

Omdat de diverse locaties nog al uit elkaar lagen hebben we deze week heel veel gereden in Delhi. Van de ene kant van de stad naar de andere en weer terug. Dat betekende soms een rit van anderhalf uur. Delhi is niet te vergelijken met Amsterdam, meer met de randstad.

Tijdens deze ritten moest er regelmatig gestopt worden voor verkeerslichten en daar, op die plaatsen hebben zich heel wat bedelaars geposteerd om te bedelen bij de auto’s die voor het rode licht moesten wachten. Een ware plaag, en wat moet je ermee als een jonge, er verwaarloosd uitziende vrouw aan het raam staat te kloppen met een klein hummeltje op de arm? Je zou ze allemaal wel wat willen geven, maar schieten ze daar wat mee op? Even los van het feit, dat ik ze niets te geven had. Bij bijna elk stoplicht doken er weer een aantal op en helemaal als ze mij zagen zitten. Ik vond het moeilijk om te doen, maar uiteindelijk draaide ik bij elke gelegenheid maar snel mijn raampje dicht, als je het open laat kruipen ze er bijna door naar binnen.

In die stad waren erg veel bedelaars en bij navraag werden me in ieder geval een paar dingen duidelijk. Heel veel van deze bedelaars zijn ‘beroeps’. Dat wil zeggen, dat ze op deze manier op een veel makkelijker wijze geld kunnen verdienen, dan door bijvoorbeeld straten te vegen. En er wordt wat afgeveegd in Delhi (in Kathmandu trouwens ook). Als de bedelaars op een dag 100 keer een roepie (4 cent) krijgen, hebben ze wel het dubbele van het inkomen van een veegster! Maar ook op een makkelijker manier!

Maar de bedelaars in deze landen zijn niet allemaal ‘beroeps’. Er zijn er ook heel veel die niet anders kunnen. Zwaar gehandicapte mensen bijvoorbeeld. Neem een ex-leprapatient, die twee onderbenen moet missen. Deze mensen hebben geen keuze, die zijn echt afhankelijk van de vrijgevigheid van een ander. Die hebben geen sociale dienst of de GAK om op terug te vallen. Zij hebben geen alternatief.

Voor deze mensen heb ik altijd wat losgeld in mijn zak zitten. Zij zijn niet in staat om aan het werk te gaan. Dit zijn hele schrijnende gevallen. Elke dag gaan ze weer de stad in, waar ze meestal een vast plekje hebben. Heel veel mensen negeren ze volkomen, om eerlijk te zijn, dat lukt me niet. Ik kan nog geen praatje met ze maken, maar die tijd komt ook nog!

Vanmiddag kwam ik nog zo’n man tegen. Geen voeten meer en ook geen vingers meer aan zijn handen. Verminkt voor het leven. Ik heb hem een paar roepies gegeven. Hij was er zichtbaar heel blij mee, ook al was het niet veel. En toen ik anderhalf uur later langs dezelfde plek kwam, zat hij er nog steeds. Uit de verte herkende hij me al en begon te glunderen. Niet omdat hij nog meer verwachtte, die indruk maakte hij zeker niet, maar gewoon omdat hij blij was met dat kleine beetje aandacht dat ik hem gegeven had.

Bij die gelegenheden moet ik ook steeds weer denken aan hoe de Here Jezus met deze mensen omging. Hij negeerde ze zeker niet! Elke keer weer gaf Hij ze een stukje van zijn liefde. En dat wil ik graag navolgen, ook al is het vaak moeilijk te beoordelen. 

Jan Smit - 1998

maandag 17 november 2014 18:07

AANKOMST IN NEPAL

 

Aankomen in Kathmandu is een feest, als je ten minste van iets anders houdt dan wat we in ons koude kikkerlandje gewend zijn.

Het begint al een half uur voor aankomst. Als je een stoel aan de linkerkant van het vliegtuig hebt weten te bemachtigen en als het helder weer is, heb je een prachtig gezicht op de Himalaya. Voor degenen, die aan de rechterkant zitten, zij hebben mogelijk vlak voor de landing zicht op de Mount Everest, als je ten minste weet te onderscheiden welke top het is.

Van Kathmandu krijg je meestal pas wat te zien vlak voor de werkelijke landing. Nadat het vliegtuig op een paar honderd meter over een bergkam gevlogen is, kan je (mits er nog daglicht is) eerst de smog zien die boven de stad hangt. Daarna scheert het vliegtuig vlak over kleine veldjes, wegen en huizen. Zo ook deze keer, het gekrioel van voertuigen en mensen onder ons is duidelijk zichtbaar. Ik kan me nog herinneren dat ik jaren geleden vlak bij het begin van de landingsbaan op Aukje stond te wachten, terwijl het vliegtuig waar Aukje in zat op enkele tientallen meters over mijn hoofd scheerde.

Als het vliegtuig bijna tot stilstand is gekomen, draait het aan het eind van de baan om en taxiet naar de aankomst / vertrek terminal. Daar verlaten we via een van de twee trappen het vliegtuig. Een bijzonder moment, want het is nog lekker warm en alle luchtjes van Kathmandu komen je tegelijk tegemoet. Heerlijk! Aankomen is niet alleen Nepal zien, maar ook Nepal ruiken. Het is elke keer weer een beetje “thuiskomen”!

Als je geluk hebt mag je lopend naar de ingang van de terminal, wat minstens 30 meter lopen is, maar vaak is dat verboden en moet je op een bus wachten om die afstand te overbruggen. Als het regent is dat wel fijn, maar dat doet het zelden als wij aankomen, ook deze keer niet. We haasten ons naar de `immigration`, zodat we niet in een lange rij terecht komen en ook deze keer lukt dat weer vrij goed. Hoewel, Aukje vond de rij toch nog wat te lang, dus probeerde ze het bij de ambtenaar waar alleen Nepalezen langs mogen en waar maar 1 persoon stond. Het lukte haar alweer!

Als iedereen door de “immigration” is, gaan we met de roltrap (ja een echte!) naar beneden. Op weg naar de bagageband. Kathmandu beschikt inmiddels over meerdere banden, dus is het de vraag waar de koffers deze keer zullen verschijnen. We gaan staan wachten en wachten en… Er komen heel veel koffers langs, sommigen zelfs meerdere keren, maar niet de onze, totdat Aukje roept dat we bij de verkeerde band staan! Het leed is dan snel geleden en kunnen we de koffer op een gammele bagagewagen laden. Op naar buiten.

Voor de aankomst terminal is het weer een gezellige drukte. Veel mensen die namens een hotel je proberen mee te krijgen (er zijn er toch altijd een aantal die niet van te voren gereserveerd hebben) en ook veel taxichauffeurs, die een vrachtje proberen te veroveren.

Ik had van te voren een afspraak gemaakt met Tibet Guest House en een man met een groot bord met onze naam er op staat al op ons te wachten. Samen met hem en een hulpje lopen we naar zijn “vehikel”, een oud busje. De chauffeur had ons al herkend, we kennen hem al jaren, hij is een heel rustige en betrouwbare chauffeur.

Als de koffers op dak liggen, los, want ze zullen er toch niet afvallen (hoop ik), storten we ons in het verkeer in Kathmandu. Langs Pashupatinat duiken we de binnenstad in. Al is de spits al over zijn hoogtepunt, het is nog erg druk en erg gezellig. Overal getoeter van de vele auto’s en motoren, overal nog kleine winkeltjes open, de dag is nog niet voorbij. Stof en lawaai en die onmiskenbare geuren die bij een stad als Kathmandu horen.

Het begint al te schemeren, maar de meeste Nepalese chauffeurs rijden kennelijk het liefst zonder licht en dus is het oppassen geblazen voor onze chauffeur. Hij zelf heeft zijn lichten gelukkig wel aan. Ik geniet weer van dit alles, terwijl ik tegelijkertijd mijn medepassagiers probeer uit te leggen waar we allemaal langs komen. Tot voor kort kwam je in Kathmandu ook nog veel loslopende koeien tegen, maar dat is voorbij (op en uitzondering na). Wel overal spelende kinderen, blaffende honden en mannen die voor hun winkeltje of huis een glas thee of cola zitten te drinken en vrouwen die met hun handeltje een paar roepies proberen te verdienen.

Na ongeveer een kwartier rijden worden de straatjes pas echt smal. Vlak daar voor zijn we langs het paleis gereden, waar men bezig is dit in te richten als museum. Nu duiken we de smalle straatjes van Thamel in, de toeristenbuurt van Kathmandu, een buurt vol met toeristenwinkeltjes, hotels en restaurants en tegenwoordig zelfs disco’s. Na nog eens 5 minuten staan we voor ons hotel, het Tibet Guest House. Het grootste deel van de reis zit er op en na een hartelijke begroeting in de lobby van het hotel door de hotel manager en na ons ingeschreven te hebben, vertrekken we naar onze kamer. We zijn (weer) in Nepal!

Jan Smit 2003

vrijdag 14 november 2014 18:42

Opportunies for Himalayan People: Voor meer info over deze organisatie zie hun eigen website.

vrijdag 14 november 2014 18:41

( voorheen NGOC - Nepal Gospel Outreach Center)

Het NGOC verzorgt schriftelijke cursussen over de Bijbel en het christelijk geloof. Tevens worden er aanvullende trainingen verzorgt, waarvan sommige in samenwerking met LEAD. Daarnaast worden er door NGC ook nieuwe kerken gesticht en begeleid.

Dit uitgebreide programma, vanuit vestigingen in Kathmandu en Pokhara heeft al honderdduizenden mensen bereikt.

Geld en gebed zijn noodzakelijk voor de cursussen zelf en ook voor de trainingen.

Pagina 18 van 20